zaterdag 5 november 2011

Van A naar B


Gisteren is het er dan eindelijk van gekomen. Na maanden van hartkloppingen, nachten van doorwaakt woelen, momenten vol wilde visioenen en niet kunnen eten, heb ik de stoute schoenen aangetrokken. EN, ik mag mij rekenen tot één van die gelukkigen, één van die mensen op deze aardkloot die het helemaal voor elkaar heeft... Ja ja, vanaf heden verplaats ik mij in chique leder van A naar Bejj.

donderdag 13 oktober 2011

Calvinistische bermen



Laatst vroeg ik aan een collega waarom wij toch onze energiek en overdadig bloeiende bermen keer op keer maaien, het wuivend gras afscheren en al het groen verwijderen dat ons niet aanstaat. Vreemd genoeg had hij daarop geen antwoord. Vinden we het niet mooi? Is het gevaarlijk of ongezond? Worden we er beter van? Wijzer misschien? Nee. Niets van dat alles. Is het cultuur? Nou, het brengt ons in ieder geval dichter bij de kern van dit vraagstuk. Onze cultuur leert, nee, dwingt ons te temmen. De natuur dient geordend en naar onze hand gezet te worden. Dit beheersen is geen vrijblijvende bezigheid. Het bewaken van de leefomgeving met potlood, tekentafel, schoffel en maaier in de aanslag is voor een grote groep mensen een bloedserieuze taak. Het is zingevend. Het is een religie. Een calvinistische religie. Uit naam van de angst voor wildernis en chaos.
Het leger groeit. Kijk naar de versteende tuinen in dorp en stad. Absolute controle door kiezel, grind en 'zerksteen'. Dresseren als het hoogst haalbare. Een manifest van het bestaan. 'Lekker gemakkelijk zo'n tuin', hoor je dan. Lekker moeilijk zul je bedoelen. Altijd maar controleren. Altijd maar poetsen. Ieder blad, iedere vlek, ieder wanhopig stukje groen dat zich aanmechtig tussen de kieren van de plavuizen heen wurmt. Eigenlijk zijn wij allemaal een beetje Lodewijk IV, een beetje Versailles. Zonder personeel, helaas. Binnenkort een themanummer van Life & Garden: Lekker de tuin dweilen en boenen in twee dagen.

dinsdag 7 juni 2011

Brutale architectuur




Laatst heb ik een vol uur tegen de gevel van de Bijenkorf in Eindhoven aan zitten kijken. Pardon? Ik heb mij geen seconde verveeld. Ga eens comfortabel zitten op het zwevend terras van La Place onder de reusachtige luifel van de Piazza en kijk eens naar de honderden kleuren groen, de mozaïeken, de vele verschillende texturen, materialen en detailleringen. Na een uur kon ik het niet langer ontkennen: het is een geweldige gevel. Nu kan ik een lyrische beschrijving weggeven over het materiaal, de prachtige kleuren of de subtiele details, maar dat is geneuzel vergeleken bij de ongehoorde brutaliteit die de ontwerper, de Italiaan Gio Ponti zich heeft geoorloofd. Jawel, in het bovenste deel van zijn gebouw zijn hier en daar zeshoekige en langwerpige gevelopeningen geplaatst. Nu verwacht ik een uitzicht op het interieur van het gebouw, maar nee, je kijkt tegen lucht, tegen de bleke grauwe Eindhovense hemel! Bedonderd word je en nog wel waar je bij staat. Het bovenste deel is geen gevel, maar een kroon op het kale platte hoofd van het warenhuis. Als kantelen en stenen kantwerk op een paleis. Imponeren met lucht. Je reinste oplichterij. Maar o zo effectief, o zo geraffineerd, o zo Italiaans... Wat binnen zou moeten zijn is buiten en wat buiten is is een gat. Een gat van lucht.

Toegegeven, ik heb mij daarna 'verluchtigd' in het warenhuis. Gelukkig had ik geen gat in mijn hand.

dinsdag 31 mei 2011

Stilstand

Ik weet niet of het waar is en misschien sla ik de plank volledig mis, maar het lijkt wel of de samenleving tot stilstand is gekomen. Goed, we doen net alsof we het heel druk hebben, ik zelf niet in de laatste plaats, maar feitelijk gebeurt er bijzonder weinig. Vervelen doe ik mij niet, maar de gezonde en soms ongezonde dynamiek van enkele jaren geleden lijkt ver achter ons te liggen. Het ene project na het ander sneuvelt, budgetten zijn of worden bevroren en voorheen vanzelfsprekende ontwikkelingen komen tot stilstand of gaan slechts mondjesmaat voorruit. Er lijkt zand in het 'systeem' te zitten. Het publieke debat is korrelig, chagrijnig, zo niet kortaf en gaat over het algemeen nergens over, met als voorlopig dieptepunt de discussie over ingehuurde Polen voor Koninginnedag.

Iedereen lijkt op iedereen te wachten. Geduldig of ongeduldig, hoopvol of chagrijnig. Voorlopige conclusie is stilstand. Geen protest, geen revolte, geen stakingen, geen grote thema's die ons bezighouden. Veilig en voorzichtig. We geloven het wel? Het openbaar bestuur bestuurt, maar ik zou op dit moment niet zo goed weten wat dat dan wel zou mogen wezen. Ik hoor niet meer dan bezinnen, 'voornemens herzien', 'koers wijzigen' en uiteraard bezuinigen. Voor mensen wiens hobby het is te willen controleren, zijn het droomtijden.

Maar, pas op. Daar waar niet bestuurd wordt, zijn er altijd anderen die dat gaan doen. Ik zit er bijna op te wachten. Binnen mijn gemeente zijn het de kleine en minder kleine ondernemers en enkele projectontwikkelaars die het initiatief naar zich toe trekken en gelijk hebben ze.

Enfin... stilstand dus. Vandaag hard gefietst over de Brabantse wegen. Moet ik vaker doen; fijn dat het is!

vrijdag 27 mei 2011

Trots

Ik ben 'trots' in Eindhoven tegen het lijf gelopen. Niet op een heroïsche plek, ook niet tussen het winkelend publiek op de Demer in Eindhoven. Ik trof 'm aan op de eerste etage van de Heuvel galerie. Nooit eerder geweest, toch gedaan. Er zit daar een kleine schoenenwinkel, BEJJ (uit te spreken als de letter B) van de voormalige bankemployee Hasan Ekoc. Hij heeft na een paar jaar zijn bankcarrière aan de wilgen gehangen en is zijn eigen schoenenmerk en winkel begonnen. Mooie schoenen. Mooie man. Hij heeft mij in nog geen kwartier, zonder het er over te hebben, verteld wat trots is. Heilzaam. Ik had jaren geleden dezelfde gewaarwording bij een ontmoeting met een Irakese vrouw van rond de twintig. Wat ze studeerde? Rechten. Alsof haar leven er van afhing. Dat deed het misschien ook. Na alle onrecht in haar vaderland en de dagelijkse smart van haar ouders tijdens en na de vlucht, was de studie niet vrijblijvend. Het onrecht moet bestreden worden. Deze vrouw, vitaal, energiek, ijverig en slim, is symbolisch voor haar generatie. De dominee in mij zou willen zeggen: 'Nederlanders, warmt u aan hen. Inspireer u, koester hen. Hou op met zeuren en doe iets. Iets geks. Gooi desnoods het roer om. Ga desnoods schoenen maken. Maar wees trots.

Ik ben verwarmd de winkel uitgelopen, helaas zonder nieuwe schoenen. Zo gek wilde ik het (nog) niet maken. Kijk eens op: www.bejj.nl

woensdag 25 mei 2011

Tempels van gemeenschap


De laatste tijd ben ik nauw betrokken bij de totstandkoming van verschillende multifunctionele accommodaties, lelijk afgekort tot MFA's. Er wordt nog niet gebouwd, wel heel veel gedroomd en imaginair geknutseld, gedoceerd, gezongen en gesport. Menig dorpsbewoner, bestuurder en politiekman is, ondanks grote tekorten in welke begroting dan ook, gericht op maar één ding: het oprichten van tempels voor de gemeenschap. Bijna bezwerend, bijna religieus. Want zonder kerk geen dienst, zonder gelovigen geen heiland en zonder MFA geen gemeenschap. Want daar draait het allemaal om: het redden van de gemeenschap. Lees de kranten, beluister de lokale en regionale geluiden en kruip in de huid van een vereniging... We zijn allemaal als de dood voor dode dorpen. Geen winkel of vereniging meer, geen school of opvang meer, geen samenhang of ons-kent-ons meer; het einde van de vitale gemeenschap is nabij of misschien wel vóórbij. Alsof iedere school, elke vereniging en vrijwilliger zonder nieuwe stenen in elkaar stort. Jaren vijftig bewustzijn in een virtuele wereld en communiteit. Wij zijn begonnen met het stapelen van stenen, wij spannen enorme luifels, met grote spoed om het laatste beetje asem van gemeenschapzin op het multifunctionele podium act de présence te geven. Wij gebruiken daarbij grote woorden als 'ontmoeten', 'samenwerken' en het vreselijke 'afstemmen'. Van enige spiritualiteit is overigens geen sprake. Ieder raam, muur en dak is ingericht op multifunctionaliteit en flexibiliteit. Je mocht eens hinder van elkaar ondervinden. Sec beschouwd is de MFA een versteende outlookagenda. Met gemeenschap of corporatiezin heeft het allemaal weinig te maken. Jammer dat die agenda niet virtueel is, maar van perkament, bedrukt met gouden letters. Nee, geef mij maar een kerk... Ook allang geleden overleden, maar spiritueel gebouwd en spiritueel gebruikt. Eens kijken of ik God terug vind in Outlook...

dinsdag 3 mei 2011

Nieuwe vestingen



Het zal ruim een jaar geleden zijn geweest dat ik in het donkerte van de avond op de fiets door Schijndel probeerde te komen. Dat valt om de dooie dood niet mee! Als een gefrustreerde muis in een te kleine kooi, probeerde ik het dorp uit te komen. Dat gaat dus niet. Schijndel is een vesting met onneembare muren, wallen, grachten en torens. Pardon? is het dan geen dorp van lange linten en daartussen nieuwbouwwijken en bedrijventerreinen? Jawel, dat is het letterlijk en hoe. Maar figuurlijk hebben de gemeentelijke en provinciale overheid het dorp in enkele decennia omgetoverd in een vesting door ruim baan te geven aan de zogenaamde structuurweg. Nou, structuur brengt het zeker, op het autistische af. Is het kenmerk van een dorp de informele relatie tussen binnen- en buitengebied, tussen bebouwing en landschap, zo is Schijndel met de rug volledig naar het landschap toegekeerd. Achter de laatste huizen en hun tuinen ligt de geluidswal met daarachter de rond- of structuurweg. Een begrijpelijke ingreep als je weet dat de weg met het jaar drukker wordt. Minder begrijpelijk is de totale ruimtelijke isolatie tussen binnen en buiten. De structuurweg laat alleen autoverkeer toe. Fietsers en wandelaars zijn uitgesloten en mogen slechts op een paar spaarzame en volstrekt onduidelijke plekken de bebouwde kom verlaten. Ik ken dit... van de stad. Zie daar. Schijndel wordt een stad of is een stad. Deze nare vestingbouw, het is niet eens sociaal-maatschappelijk gepland of esthetisch waardevol ingericht, rukt steeds verder op. Erp, Boekel, Gemert. Toekomstige vestingen gloren aan de horizon. Hoog tijd de term 'bebouwde kom', te vervangen door 'vissenkom'.

maandag 2 mei 2011

Lang leve de tekentafelesthetica




Bedacht mij laatst, tijdens een stop op het regenachtig en winderig station Arnhem-Centraal, dat ik de oude overkapping van het station veel behaaglijker en prettiger vind, dan het nieuwe eigentijdse dak van Ben van Berkel. Hoe mooi en strak gedetailleerd het eigentijdse dak ook mag zijn, het beschermt niet. Eigenlijk is het ook geen dak, maar een luifel. En wat gebeurt er als je onder een luifel staat bij bar weer? Juist, dan wordt je nat en koud. De wind heeft vrij spel, de regen kruipt bij vlagen in je kraag, de voeten staan in het nat en de luifel raakt doordrenkt... En wat doet een luifel die vol staat met water? Lekken. Nou dat doet ie! Ziedaar, wederom een ongelukkig huwelijk tussen digitale esthetica en expressie en het Nederlands weer. Mag ik alsjeblieft weer de truttige, met de hand getekende, maar o zo effectieve jaren '50 kap weer terug!

Verfrissing

Heel verfrissend: werken met mensen die niet bevoegd, maar bekwaam zijn.

Inheems landschap



Tijdens de fietsvakantie door Oost-Duitsland na het zien van eindeloze mais- en korenvelden, productiebossen en dennen-, sparren-, berken- en beukenbosschages de volgende conclusie getrokken: een eindeloze herhaling van inlandse en inheemse vegetatie is op den duur knap saai. Zeker in een landschap dat niet veel meer is dan een optelsom van heidegrond, kunstmest, jonge ontginningen, grootschalige verkavelingen en kleine 'ver' uiteen gelegen nederzettingen. Dus mensen, hier en daar een palmboom, olijf of laurier mag best.

maandag 7 maart 2011

Een eigen mening

Tijdens een mooie wandeling door een Mortels natuurgebied:

zij: 'Mijn moeder zegt zelden wat ze ergens echt van vindt'.

Hij: 'Hoezo dan? Durft ze niet?'

Zij: 'Nee, dat is het niet, maar ze heeft het niet geleerd. Thuis werd niet gevraagd wat je er van vond, je had het maar te doen. Daarbij, er moest hard gewerkt worden. Arbeid adelt. Zeggen wat je er van vindt, is als klagen. En dat doe je niet. Niet bij je gezin, niet bij je familie en al helemaal niet bij vreemden.'

Hij: 'Ik heb regelmatig van die voorlichtingsbijeenkomsten waar aan de goegemeente iets nieuws gepresenteerd wordt. En zuur dat ze zijn. Eigenlijk altijd. Er verandert iets, dus zijn we tegen. Dat vind ik heel begrijpelijk, maar waarom moet dat altijd zo knoestig, zo bot en hoekig?'

Zij: 'Vergeet niet, er wordt eindelijk eens iets aan ze gevraagd. Hun mening, hun ultieme eigen mening. Als je dat niet gewend bent en daarbij een hoop frustratie hebt opgepot, ja dan klinken de woorden bijzonder hard en ongenuanceerd.'

Hij: 'Ja, zeg maar rustig chagrijnig. Boos met een hoofdletter...'

Zij: 'Weet je, het is eigenlijk heel goed dat het gebeurt.'

Hij: 'Wat bedoel je?'

Zij: 'Nou, dat de generatie van mijn moeder bevraagd wordt. Zie het als therapie. En denk niet dat ze bij zo'n avond echt zeggen wat ze vinden... Je mocht eens afwijken!'

Hij: 'Dan hebben we nog een lange weg te gaan...'

Zij: 'Valt wel mee, we zijn bijna thuis.'

maandag 21 februari 2011

Karakter van een stad

Ik bewonder de boeken van Bordewijk. Vooral de vroegere werken, Blokken, Keizerrijk, Bint en natuurlijk Karakter. De manier waarop Bordewijk landschappen, steden en gebouwen op filmachtige wijze beschrijft, blijven voor mij hoogtepunten van de Nederlandse literatuur.

Uit Karakter (1938) op het moment dat de hoofdpersonage Katadreuffe samen met juffrouw te George over de havens van Rotterdam uitkijken:

'De aanblik der havencomplexen was niet op zijn schoonst, er lag met den Zondag zooveel werk stil, zij voeren langs ertsbergen in alle kleuren, groen met glansen, of donkerrood, of roestig bruin, er ging niet vanaf, er kwam niet hij. Ginds werd een groote zeeboot gelost van graan, vier elevators lagen aan zijn romp te zuigen, het graan stroomde zoo snel in de lichters, het leek dikke gele olie. Zij lagen daar stil en vraatzuchtig, zij hadden het heele schip in hun macht, het bloedde aan hun zuignappen dood. En ook dat gaf Katadreuffe een beeld in de gedachte: zij waren brakwaterkraken geslingerd om een zoogdier van den stroom. Toen aan de monding der Waalhaven ontrolde zich een binnenzee, en het vliegveld heel in de verte waar insecten boven glinsterden.'

(...)

'Het water zwoegde onder de rollende misten en den lagen hemel. Heel in het westen blonk rossig vuur van een werf. Aan een machtigen scheepsromp op stapel daverde van alle kanten het gehamer, in dien hoek sidderde de lucht. De fabrieken konden hun rook niet kwijt in den dampkring, een zwaar dof spinsel bleef hangen, aan flarden. De nevels stelden telkens voor de verrassing van onjuiste schattingen. Wat zich in de verte aandiende als een machtige rijnkast, werd van nabij zoo nietig. Maar daar stak een fijne zwarte punt tusschen de wolken en groeide tot een kolossalen zeestoomer die koolzwart uit een haven gleed, met sneeuwwitte verschansing en brug. Als roerdompen langs het moeras staken de hefkranen aan de kaden hun snavels schuins omhoog, onbeweeglijk, maar kijk, daar zag men ze draaien, bukken, en pikken uit de voorraden die op het water dreven. Zoo ver het oog ging, links en rechts, een stad in beweging, het water een lichtende loopende band.
– Het stiefkind onder onze groote steden, zei hij. En toch het beste en het fierste. Bent u het niet met me eens?
– Ik vind Amsterdam nòg mooier, zei ze.
– Nee, zei hij, ik niet. Rotterdam vind ik ònze stad. Juist omdat ze niet speciaal Nederlandsch is. Amsterdam is onze nationale stad, Rotterdam onze internationale. Ik voel voor het internationale, daarom voel ik voor deze stad. En dat stempel heeft ze gekregen van de zee, want de zee gaat over de grenzen, de zee is op de wereld de eenige werkelijke cosmopoliet.'

vrijdag 4 februari 2011

Industriële productie in een industriële jas


Het zit de boer niet mee, maar alles wat hij ruimtelijk doet, ziet de passant. Dat de voorbijganger zeker niet altijd gecharmeerd is van datgene hij of zij ziet, is een understatement. OK, ik moet niet overdrijven, maar de ethiek van de vlees- en zuivelproductie en de daarbij behorende jas liggen onder vuur. Zeker met de schraalheid en smakeloosheid die stallenbouw en vermesterontwikkelingen eigen is. Hoezo landschappelijke en ruimtelijke inpassing? Dat laatste kan ik de agrarisch ondernemer niet verwijten. Het is eerder de tenenkrommende ruimtelijke ordening van de overheid. Grote unheimisch verlaten stallen die als printplaten kaal tegen de weg aangedrukt liggen. Geen mens of dier te bekennen. Een rit over de Midden-Peelweg leert ons wat dat betreft heel veel.
De voorbijganger, van stedeling tot agrariër, verlangt bij de aanblik vaak terug naar het gemengd agrarisch familiebedrijf. Maar laat ik mijzelf niks wijs maken, want de grote eigentijdse stallen zijn wel degelijk een betere huisvesting voor de dieren en aangenamer voor de mens. Ruimer, gezonder, geurvriendelijker, innovatiever. En wees eerlijk, waar zou jij voor kiezen? of het comfortabele, ruime en foeilelijke hotel of het krakkemikkig vochtig, gehorige en versleten pension?

Stinkende megastallen

Laatst beweerde iemand dat wij de agrarische ondernemers accepteren als hun bedrijvigheid niet meer stinkt. Daar ben ik het niet mee eens. Dat een gemiddeld intensief veebedrijf stinkt behoeft geen betoog, maar meld ik er maar meteen bij, dieren ruik ik steeds minder. Daar zorgen die o zo lelijke luchtwassers wel voor. Opmerkelijk is wel dat een chemische wasser ook ondefinieerbare chemische luchtjes verspreid. Of dat nou een verbetering is waag ik te betwijfelen. Dan toch liever de ouderwetse mestlucht van vroeger. En of ik nou ziek wordt van fijnstof en andere nare stofjes, dat moet nog maar blijken. Waar ik nou echt ziek van word zijn de smakeloze grote stallen die kaal en schraal in het landschap liggen. Wees nu eerlijk, dat accepteert toch niemand.

Een maatschappelijke kloof

Binnen de economisch-maatschappelijke ontwikkeling en ruimtelijke verstedelijking van Brabant heeft de mechanisering en schaalvergroting van de agrarische sector geen plaats meer. De verwevenheid tussen stad en land groeit met de dag. De gemiddelde woonkern is in omvang en sociale ontwikkeling allang het dorp van Wim Zonneveld ontstegen. Gelijktijdig functioneert iedere stad al ver buiten de formele gemeentegrens. De 'burger', wat een nare vage term is dat toch, staat met de dag verder af van de agrarisch ondernemer. Het keren tegen de hand die je voedt is of een daad van paniek of omdat de hand niet meer financieel voedt. En dat laatste geldt meer en meer voor de relatie boer en burger. Gemert-Bakel bijvoorbeeld profileert zich nog maar al te graag als plattelandsgemeente, maar het gros van de werkende mensen verdient het geld in de stad of stedelijk gerelateerde activiteiten, zoals banken, zorginstellingen, ziekenhuizen en de IT-sector. En het verontrustende daarbij is, slechts een deel van de mensen die werken in de agrarische sector spreken Nederlands. Niet dat ik dat zo erg vind, maar het maakt de kloof alleen maar groter. Wel zou je kunnen zegen dat de agrarische ondernemer al lang internationaal onderneemt, ook al is hij of zij bij wijze van spreken nog nooit de gemeente uit geweest. De tijd is rijp voor iets stedelijks tussen de stallen: een Oost-Europees megataleninstituut!